Menu

Luc Deleu


Orban Space
work in progress 2006-2010

From Mobile Medium University to Orban Space

Onmiddellijk wordt het belangrijkste aandachtspunt of thema voor het bureau geduid in het logo van T.O.P. office, met name dat de aarde belangrijker is dan zijn architectuur. Luc Deleu was zich immers, onder invloed van een ontkiemende ecologie, tijdens zijn studies bewust geworden dat weinig of niets bouwen misschien wel de beste architecturale bijdrage kon zijn in het derde millennium.

De manifest stedenbouwkundige ambities van de architectuur in de twintigste eeuw leken hem nu zelfs te eng voor de toekomst. Urbanisme zou orbanisme worden. De architect zou nu ook de planeet voor ogen houden.

Meerdere projecten en reizen zijn verbonden met de ontwikkeling van het orbanisme. De “Mobile Medium University” (project buiten wedstrijd voor de Universitaire Instellingen Antwerpen, 1972), die in dat licht gezien moet worden, heeft verder aanleiding gegeven tot meerdere projecten en reizen. Aanvankelijk op vraag van de UIA wordt “de reis rond de wereld in 80 dagen” ontwikkeld (1991-1993). Dit cartografisch project is een studie omtrent mogelijke reizen rond de wereld met Madrid en zijn antipode Weber in Nieuw-Zeeland als polen. In 1999 onderneemt Luc Deleu met Laurette Gillemot een “reis rond de wereld in 72 dagen”. Het resultaat is onder andere een fotomontage “Weber over Madrid”. Daarna volgt nog in 2002-2003 een reis naar Auckland met weer, maar nu gesofisticeerder, een fotomontage “Academical Upgrade 2&3 Setenil over Auckland”.

“De Wereldlijke Ruimte” zet de ontwikkeling van de catalogus van het bureau consequent verder.

Het project omvat drie luiken:
Ontwerpmatig onderzoek
Rond de aarde zeilen
Mobiele docent en doctorandus via ICT

Ontwerpmatig onderzoek. Aan het ontwerpmatig onderzoek werd in de lente 2006 begonnen met een analyse van de (stedelijke en wereldlijke) openbare of publieke ruimte om uiteindelijk in woord en beeld een hedendaagse theorie van en een nieuw paradigma voor de openbare ruimte uit te bouwen. Deze analyse bestaat in de eerste plaats uit de benoeming en de catalogisering van types publieke ruimtes op planetaire schaal, verder wordt gezocht naar verbanden, prioriteiten en hiërarchieën tussen de verschillende soorten gemene ruimtes. Hun gebruik en verschijningsvorm worden bekeken en er wordt bestudeerd hoe ze de stad en de wereld structureren en ook hoe infrastructuren hier een rol in spelen.

In het boek “Urbi et Orbi” schreef Luc Deleu al dat de mondialisering en de deregulering – ‘la pensée unique’ – zich vandaag ook in de stad en in het stedenbouwkundig denken weerspiegelen en dat een eenentwintigste-eeuws concept voor de gemeenschapsruimte en een nieuw ethisch paradigma voor stedenbouwkundige verordeningen zich hiervoor opdringen. Hij betoogde dat, omdat stedenbouwkunst eerder algemene dan particuliere belangen dient, daarom die beslissingen louter de overheid toe behoren. Dat zo het architecturaal ontwerp door de samenleving gestroomlijnd wordt en juist in de bescherming en de vormgeving van de openbare ruimte de overheid zich door stedenbouw kan profileren op het forum. Kortom dat de gemene ruimte zich als prioriteit voor de stedenbouwkunst aandiende.

In dat boek herhaalde hij nog maar eens dat het wonen zelf niet tot de architectuur behoort – dat het wonen de bewoner toebehoort maar dat daarentegen de grootschalige organisatie van het wonen inclusief zijn stedelijke comfortuitrusting wel tot het terrein van de (steden)bouwkunst behoren. Niet de keukens en de badkamers van de mensen, maar wel de openbare ruimte is de ideale plek voor de openbare besturen om zich te verschansen tegen de toenemende druk op de ruimte.

Hierin begon hij ook aan een definitie van onze universele ruimte met een voorheen nooit geziene differentiëring en een planetair blikveld. De stedelijke schaal werd gesitueerd op aarde (de wereldlijke of aardse ruimte), de algemene gemeenschappelijke ruimte en ons milieu. Hij benoemde uiteraard ver uit elkaar liggende schalen zoals de mondiale gemene ruimtes (bijvoorbeeld oceanen), nationale en regionale gemeenschappelijke ruimtes (bijvoorbeeld landschappen), stedelijke of landelijke gemeenschapsruimtes tot pleinen straten en stegen. De gemeenschappelijke ruimtes werden onderverdeeld in verboden, ontoegankelijke, beperkt of geheel toegankelijke gebieden, ze konden gemakkelijk of moeilijk bereikbaar zijn, ze konden verdoken zijn en gevaarlijk of veilig, aantrekkelijk of afstotelijk…

Op stedelijke schaal werd hierin ook een gans scala van publieke en private ruimtes opgesomd. Het begon al bij het omringende landschap (neo-landschap) waarvan, in zekere gevallen, een klein of groot stuk integraal deel kon uitmaken van de stad (uitzicht op zee, op een stroom, een panorama of horizon, bijvoorbeeld). Verder de negatieve stad, het stadslandschap, de vorm en de ruimtelijkheid van de stad of de stedelijke leegte. Hierin werd het forum of de agora als een zeer specifiek deel van de openbare ruimte gecatalogeerd met op zijn beurt nog eens verschillende nevenruimtes die elk afzonderlijk ook nog eens buiten, overdekt of binnen konden zijn. Verder nog een amalgaam van gemeenschappelijke ruimtes zoals vrije ruimtes of residuruimtes, infrastructuurruimtes, ruimtes voor autoverkeer, voor fietsers en voetgangers – samen of gescheiden – en ook nog pseudo-openbare ruimtes, semi-openbare of semi-privé ruimtes. Hij betoogde dat al deze typische ruimtes, hun onderlinge samenhang en hun relatie tot de private wereld een interessant programma voor stedenbouwkunst zijn.

Rond de aarde zeilen.
Op uitnodiging van Bernard Blondeel, kunsthandelaar en eigenaar van La Malu II, met wie Luc Deleu een langdurige relatie heeft, eerst als kunstenaar vervolgens als architect en daarna als bemanningslid op La Malu I en II, zal hij aan boord van het zeiljacht mee rond de wereld zeilen, een reis van ongeveer 30 maanden in verschillende etappes die een aanvang neemt in 2007. Luc Deleu zal deze uitnodiging gebruiken voor een onderzoeksbeleid tijdens het project “De wereldlijke Ruimte” terwijl hij een intens internetcontact zal hebben met de thuisbasis T.O.P. office, onder leiding van Isabelle De Smet en Steven Van den Bergh waar het project gematerialiseerd zal worden tot een nieuw paradigma.

Mobiele docent en doctorandus via ICT.
Op 1 september 2009 wordt Luc Deleu 65, hij zal zich dan waarschijnlijk ergens tussen de zee van Timor en de Indische Oceaan bevinden, en komt er een einde aan zijn docentschap. In het begin van zijn loopbaan ontwierp hij voor Antwerpen de “Mobile Medium University” op drie rondvarende vliegdekschepen, aan boord van La Malu II zal hij met de Toledo-software van de associatie K.U.Leuven voor afstandsleren en andere ICT middelen het einde van zijn academische loopbaan aan de hogeschool voor wetenschap en kunst en aan de Sint-Lukas Hogeschool markeren met een duurzaam statement.

Via echt afstandsonderwijs in cyberspace zal hij tijdens zijn twee laatste academiejaren de virtuele ruimte en haar gebruik onderzoeken en samen met de studenten de nieuwe opportuniteiten, mogelijkheden en moeilijkheden van een multimediumuniversiteit ontdekken. Als artistiek fellow van “het Platform” van de Universitaire Associatie Brussel (UAB) wil hij zijn onderzoek “Orban Space – Wereldlijke Ruimte ” ook inpassen in zijn doctoraat in de kunsten. Zo zal hij met dit project veel verschillende werelden voor de ogen van de studenten wervelend trachten aan elkaar te binden, met name: de kunstscène, de stedenbouwkundige en architectuurwereld, het academisch veld, zijn professionele activiteiten, zijn docentschap en zijn onderzoek “Wereldlijke Ruimte” in een spetterend totaalconcept en zal de cirkel van “mobile medium university” tot “Orban Space” rond zijn.

Antwerpen, 20 December 2006

Luc Deleu


Orban Space
work in progress 2006-2010

From Mobile Medium University to Orban Space

Onmiddellijk wordt het belangrijkste aandachtspunt of thema voor het bureau geduid in het logo van T.O.P. office, met name dat de aarde belangrijker is dan zijn architectuur. Luc Deleu was zich immers, onder invloed van een ontkiemende ecologie, tijdens zijn studies bewust geworden dat weinig of niets bouwen misschien wel de beste architecturale bijdrage kon zijn in het derde millennium.

De manifest stedenbouwkundige ambities van de architectuur in de twintigste eeuw leken hem nu zelfs te eng voor de toekomst. Urbanisme zou orbanisme worden. De architect zou nu ook de planeet voor ogen houden.

Meerdere projecten en reizen zijn verbonden met de ontwikkeling van het orbanisme. De “Mobile Medium University” (project buiten wedstrijd voor de Universitaire Instellingen Antwerpen, 1972), die in dat licht gezien moet worden, heeft verder aanleiding gegeven tot meerdere projecten en reizen. Aanvankelijk op vraag van de UIA wordt “de reis rond de wereld in 80 dagen” ontwikkeld (1991-1993). Dit cartografisch project is een studie omtrent mogelijke reizen rond de wereld met Madrid en zijn antipode Weber in Nieuw-Zeeland als polen. In 1999 onderneemt Luc Deleu met Laurette Gillemot een “reis rond de wereld in 72 dagen”. Het resultaat is onder andere een fotomontage “Weber over Madrid”. Daarna volgt nog in 2002-2003 een reis naar Auckland met weer, maar nu gesofisticeerder, een fotomontage “Academical Upgrade 2&3 Setenil over Auckland”.

“De Wereldlijke Ruimte” zet de ontwikkeling van de catalogus van het bureau consequent verder.

Het project omvat drie luiken:
Ontwerpmatig onderzoek
Rond de aarde zeilen
Mobiele docent en doctorandus via ICT

Ontwerpmatig onderzoek. Aan het ontwerpmatig onderzoek werd in de lente 2006 begonnen met een analyse van de (stedelijke en wereldlijke) openbare of publieke ruimte om uiteindelijk in woord en beeld een hedendaagse theorie van en een nieuw paradigma voor de openbare ruimte uit te bouwen. Deze analyse bestaat in de eerste plaats uit de benoeming en de catalogisering van types publieke ruimtes op planetaire schaal, verder wordt gezocht naar verbanden, prioriteiten en hiërarchieën tussen de verschillende soorten gemene ruimtes. Hun gebruik en verschijningsvorm worden bekeken en er wordt bestudeerd hoe ze de stad en de wereld structureren en ook hoe infrastructuren hier een rol in spelen.

In het boek “Urbi et Orbi” schreef Luc Deleu al dat de mondialisering en de deregulering – ‘la pensée unique’ – zich vandaag ook in de stad en in het stedenbouwkundig denken weerspiegelen en dat een eenentwintigste-eeuws concept voor de gemeenschapsruimte en een nieuw ethisch paradigma voor stedenbouwkundige verordeningen zich hiervoor opdringen. Hij betoogde dat, omdat stedenbouwkunst eerder algemene dan particuliere belangen dient, daarom die beslissingen louter de overheid toe behoren. Dat zo het architecturaal ontwerp door de samenleving gestroomlijnd wordt en juist in de bescherming en de vormgeving van de openbare ruimte de overheid zich door stedenbouw kan profileren op het forum. Kortom dat de gemene ruimte zich als prioriteit voor de stedenbouwkunst aandiende.

In dat boek herhaalde hij nog maar eens dat het wonen zelf niet tot de architectuur behoort – dat het wonen de bewoner toebehoort maar dat daarentegen de grootschalige organisatie van het wonen inclusief zijn stedelijke comfortuitrusting wel tot het terrein van de (steden)bouwkunst behoren. Niet de keukens en de badkamers van de mensen, maar wel de openbare ruimte is de ideale plek voor de openbare besturen om zich te verschansen tegen de toenemende druk op de ruimte.

Hierin begon hij ook aan een definitie van onze universele ruimte met een voorheen nooit geziene differentiëring en een planetair blikveld. De stedelijke schaal werd gesitueerd op aarde (de wereldlijke of aardse ruimte), de algemene gemeenschappelijke ruimte en ons milieu. Hij benoemde uiteraard ver uit elkaar liggende schalen zoals de mondiale gemene ruimtes (bijvoorbeeld oceanen), nationale en regionale gemeenschappelijke ruimtes (bijvoorbeeld landschappen), stedelijke of landelijke gemeenschapsruimtes tot pleinen straten en stegen. De gemeenschappelijke ruimtes werden onderverdeeld in verboden, ontoegankelijke, beperkt of geheel toegankelijke gebieden, ze konden gemakkelijk of moeilijk bereikbaar zijn, ze konden verdoken zijn en gevaarlijk of veilig, aantrekkelijk of afstotelijk…

Op stedelijke schaal werd hierin ook een gans scala van publieke en private ruimtes opgesomd. Het begon al bij het omringende landschap (neo-landschap) waarvan, in zekere gevallen, een klein of groot stuk integraal deel kon uitmaken van de stad (uitzicht op zee, op een stroom, een panorama of horizon, bijvoorbeeld). Verder de negatieve stad, het stadslandschap, de vorm en de ruimtelijkheid van de stad of de stedelijke leegte. Hierin werd het forum of de agora als een zeer specifiek deel van de openbare ruimte gecatalogeerd met op zijn beurt nog eens verschillende nevenruimtes die elk afzonderlijk ook nog eens buiten, overdekt of binnen konden zijn. Verder nog een amalgaam van gemeenschappelijke ruimtes zoals vrije ruimtes of residuruimtes, infrastructuurruimtes, ruimtes voor autoverkeer, voor fietsers en voetgangers – samen of gescheiden – en ook nog pseudo-openbare ruimtes, semi-openbare of semi-privé ruimtes. Hij betoogde dat al deze typische ruimtes, hun onderlinge samenhang en hun relatie tot de private wereld een interessant programma voor stedenbouwkunst zijn.

Rond de aarde zeilen.
Op uitnodiging van Bernard Blondeel, kunsthandelaar en eigenaar van La Malu II, met wie Luc Deleu een langdurige relatie heeft, eerst als kunstenaar vervolgens als architect en daarna als bemanningslid op La Malu I en II, zal hij aan boord van het zeiljacht mee rond de wereld zeilen, een reis van ongeveer 30 maanden in verschillende etappes die een aanvang neemt in 2007. Luc Deleu zal deze uitnodiging gebruiken voor een onderzoeksbeleid tijdens het project “De wereldlijke Ruimte” terwijl hij een intens internetcontact zal hebben met de thuisbasis T.O.P. office, onder leiding van Isabelle De Smet en Steven Van den Bergh waar het project gematerialiseerd zal worden tot een nieuw paradigma.

Mobiele docent en doctorandus via ICT.
Op 1 september 2009 wordt Luc Deleu 65, hij zal zich dan waarschijnlijk ergens tussen de zee van Timor en de Indische Oceaan bevinden, en komt er een einde aan zijn docentschap. In het begin van zijn loopbaan ontwierp hij voor Antwerpen de “Mobile Medium University” op drie rondvarende vliegdekschepen, aan boord van La Malu II zal hij met de Toledo-software van de associatie K.U.Leuven voor afstandsleren en andere ICT middelen het einde van zijn academische loopbaan aan de hogeschool voor wetenschap en kunst en aan de Sint-Lukas Hogeschool markeren met een duurzaam statement.

Via echt afstandsonderwijs in cyberspace zal hij tijdens zijn twee laatste academiejaren de virtuele ruimte en haar gebruik onderzoeken en samen met de studenten de nieuwe opportuniteiten, mogelijkheden en moeilijkheden van een multimediumuniversiteit ontdekken. Als artistiek fellow van “het Platform” van de Universitaire Associatie Brussel (UAB) wil hij zijn onderzoek “Orban Space – Wereldlijke Ruimte ” ook inpassen in zijn doctoraat in de kunsten. Zo zal hij met dit project veel verschillende werelden voor de ogen van de studenten wervelend trachten aan elkaar te binden, met name: de kunstscène, de stedenbouwkundige en architectuurwereld, het academisch veld, zijn professionele activiteiten, zijn docentschap en zijn onderzoek “Wereldlijke Ruimte” in een spetterend totaalconcept en zal de cirkel van “mobile medium university” tot “Orban Space” rond zijn.

Antwerpen, 20 December 2006